Afgelopen week was het alweer een jaar geleden dat ik uitviel met een burn-out, na ruim tien jaar voor de klas te hebben gestaan als docent Nederlands. De waarom-vraag hield me tot voorkort nog bijna dagelijks bezig; ik kon de vinger er nog steeds niet op leggen hoe het mij had kunnen overkomen. En vragen zoals deze waar je gewoonweg geen antwoord op hebt, brengen je vaak in een neerwaartse spiraal en daar kun je je flink verdrietig door voelen.
Begin dit schooljaar maakte ik een doorstart op de ISK Ithaka, waar ik sinds februari was gestart met re-integreren. Ik had er een paar maanden vrijblijvend mogen rondsnuffelen, ervaringen op mogen doen en vooral de sfeer mogen proeven. Eigenlijk had ik hiervoor mijn conclusie al getrokken: ik ga nooit meer voor de klas staan. Wat er in september 2022 gebeurde, had me zo tot in mijn binnenste stukje geraakt: dat wilde ik nooit meer meemaken. Maar toen ik eind van het schooljaar de vraag kreeg of een paar weken een klas wilde overnemen, heb ik het toch een kans gegeven. Misschien meer om mezelf nog een eens te overtuigen dat ik er echt uit moest. Maar het tegendeel bleek waar; wat was het heerlijk om weer voor de klas te staan. Ik besloot te blijven en mocht dit schooljaar starten met mijn eigen klasje.
De start bleek turbulenter dan ik had zien aankomen, en dat overviel me weer: mijn hele wezen raakte weer in een volledige stress-modus toen ik in het diepe sprong van een nieuw schooljaar, op een nieuwe school, met alles wat ik moest leren, weten en snappen. Ik was als de dood voor een terugval want de alarmbellen die zachtjes begonnen te rinkelen, moest ik nu toch wel serieus nemen. Maar al snel doofde dat alarmgeluid uit en besefte ik dat de stress niet kwam door ‘het onderwijs’ in het algemeen, maar het gevoel dat ik elke steeds meer moest geven om er iets voor terug te krijgen. Het was gaan voelen als een strijd die ik in mijn eentje niet meer kon winnen van mijn soms wel 32 tegenstanders per uur, want dat waren het geworden. Ik kon niet meer tegen die verveelde koppies die me vaker niet dan wel aankeken. Aan het einde van de dag was ik helemaal op en had ik niet het gevoel dat ik nu iets had bijgedragen aan de kwaliteit van leven van de zo’n 150 leerlingen die ik die dag voor mijn neus had gehad. Ik begon me, net als zij, af te vragen waarom ze ‘dat’ moesten leren. En waarom moeten ze de hele dag op hun stoel lesstof tot zich nemen en zich focussen? Waarom moeten ze elke week leren voor toetsen? Waarom moeten ze al zo jong keuzes kunnen maken en weten ze niet hoe? En ik kan het ze niet kwalijk nemen, dat ze zich af beginnen te vragen waarom ze dit allemaal moeten leren en kunnen. Want zij vroegen, schreeuwden steeds vaker, om meer zinvol onderwijs. Meer aandacht voor de steeds veranderende wereld, voor hun rol daarin. Aandacht voor wie zij zijn, wie zij willen worden, van wie ze willen leren en ook hoe ze willen leren en hoe ze keuzes kunnen maken. Maar ik had een leerlijn er doorheen te jagen en toetsen af te nemen. Maar daar hadden ze geen boodschap aan. Zij wilden weten waarom, en behalve de prachtig SMART-geformuleerde leerdoelen (die elk nieuw schooljaar weer vol goede moed herzien werden), had ik geen goed antwoord meer voor ze. Ik raakte gefrustreerd, samen met hen. Ik wilde het weer zinvol maken, leuker maken, mooier maken, functioneler maken... Maar het bleek vechten tegen de bierkaai en het putte me uit, want onderwijs verander je niet in je eentje.
En nu, na de intensieve start op de ISK in Utrecht te hebben overleefd, zie ik steeds meer waarom ik opgebrand raakte in het reguliere onderwijs. Want in tegenstelling tot het versnipperde lesrooster met veel volle klassen, heb ik hier mijn eigen klas met 19 kinderen die ik 11 lesuren per week zie. Daarnaast geef ik aan maar een andere klas een aantal uren per week les. Mede hierdoor kan ik in verhouding snel echt iets met ze opbouwen. En die noodzaak is er ook, want de trauma's liggen er vaak zo bovenop, dat je er niet omheen kunt. Maar elk kind heeft deze aandacht en verbinding nodig, ongeacht hoe dik of dun het trauma er ook bovenop ligt. Daarnaast is het doel en de ambitie helder voor iedereen; ze moeten de Nederlandse taal goed genoeg beheersen (op A2-niveau) om door te kunnen stromen naar het regulier onderwijs; daar waar ze een diploma kunnen gaan behalen. En last but not least: voor deze leerlingen is school een eerste veilige haven, die ik mede voor ze mag creëren. Hier mogen ze zich weer gaan ontspannen na een vaak moeilijke start in dit hartverkoelende kikkerlandje voor nieuwkomers. Ook dit zou eigenlijk niet anders hoeven zijn in een reguliere school; elk kind heeft recht op een veilige plek. Kortom; als het aan mij ligt zouden veiligheid, verbinding en ambitie op elke school, voor elke leerling, prioriteit moeten krijgen. Ongeacht herkomst, verhaal, intelligentie of gedrag.
En voor mij? Voor mij is het een prachtige oefening in vertragen, observeren en voelen. Wat is er op dit moment van mij nodig? Soms is het een dikke knuffel, soms een goed gesprek en soms is er meer nodig. Lesplannen zijn richtlijnen geworden, waar ik op terug kan vallen en uit kan putten. Want er is geen dag hetzelfde. En als ik goed kijk, kan ik het alleen maar goed doen.
Kommentare